De acquit stoot
Acquit is de aanvangspositie van een partij in het biljarten. Daarbij ligt de rode bal op het bovenacquit, de (gemarkeerde of gele) bal van de tegenstander op het benedenacquit en de speelbal op het linker of rechter acquit. Voor een geldige carambole is het verplicht dat de speelbal eerst de rode bal raakt. Tegenwoordig is internationaal vastgelegd dat de acquitstoot moet worden gespeeld met de volledig witte bal als speelbal.

 

De trekstoot
De trekstoot en de doorschietstoot zijn de stoten, waar de meeste mogelijkheden liggen om de bal te verzamelen of positiespel te spelen. Tevens is het ook bijna niet mogelijk om de biljartsport goed te beoefenen zonder deze stoot in redelijke mate te beheersen. De trekstoot wordt bijna altijd met een lage voorhand gespeeld en met de keu (indien mogelijk) zo vlak mogelijk. Een trekstoot is altijd een combinatie van het juiste richtpunt en de juiste diepte in de bal voor het bepalen van het juiste richtpunt (zonder zij effect). Men spreekt van een trekstoot indien de stootbal zich in een hoek van minder dan 90 gr. van bal 2 beweegt.
De trekstoot en de voorwaarden:
  1. De hoek van de looplijn van bal 1 naar bal 2 t.o.v. de lijn vanaf bal 2 naar bal 3, moet kleiner zijn dan 90 graden.
  2. De afstand van bal 1 tot bal 2 mag niet meer dan 30 cm bedragen.
  3. De te gebruiken kracht moet juist voldoende zijn om bal 3 te kunnen bereiken.
  4. De juiste afstoottechniek. (afstoot uit de pols bij een afstand van 1-1,5 baldikte, vanuit de elleboog bij een wat grotere afstand en snel en indringend afstoten)
  5. Richten op het snijpunt.
  6. Indien bal 2 geamortiseerd wordt bal 1 wat hoger raken.
 
De doorschiet stoot
Het principe van een doorschietbal is dat niet zoals bij een trekbal het mikpunt aan de voorzijde van bal 2 moet worden gezocht maar aan de achterkant, omdat vooral bij het maken van een doorschietstoot het theoretisch mikpunt belangrijk is, gaan we er nog 1 keer in detail op in. Zie het figuur hiernaast, als u nu wilt doorschieten trekt u in gedachten een lijn uit het hart van bal 3 naar het hart van bal 2, het punt waar nu deze lijn bal 2 binnenkomt is het mikpunt (m) Wanneer u bal 1 ongeveer 2 cm boven de horizontale hartlijn raakt en het puntm als mikpunt gebruikt zal u bal zeker met bal 3 caramboleren. Echter de grootste fout van de beginnende biljarter is, dat deze meestal te veel energie in bal 1 wil stoppen, omdat hij bang is dat bal 1 na het raken van bal 2 niet goed het over de koprollend effect zal krijgen en dat de stootbal bal 3 niet zal bereiken.
Probeer als oefening de stootbal rustig aan te spelen waarbij met de keu goed door bal 1 wordt gestoten met een wat losse achterhand. U zal zien dat als u dat goed onder controle krijgt het een belangrijk onderdeel wordt in het "overhouden" voor de volgende stoot.

 

De piqué en massé
De Piqué en ook de massé zijn stoten, waarbij de keu niet horizontaal maar nagenoeg verticaal wordt gehouden.
Alhoewel er enige overlap is bij deze twee stootvormen worden ze wel door enige duidelijke verschillen apart behandeld.
Bij een Piqué raakt men de stootbal in een vrij beperkt gebied zie figuur boven, dit is het bovenaanzicht van de stootbal, waarbij 0 het raakvlak is wanneer de stootbal in een in een rechte lijn terug moet rollen en de raakvlakken Links en Rechts een afwijking van deze rechte lijn wordt bewerkstelligd. Bij deze stootvorm is het mogelijk, doordat men als het ware tegen de leiplaten aanstoot, al direct effect aan je stootbal te geven zonder dat er een bal of band geraakt wordt. Menige biljarter ziet de piqué als een correctiestoot, die gemeden dient te worden, echter in bepaalde situaties waarbij men bal 2 bijna niet van zijn plaats af wil hebben of als men de keu niet kwijt kan om een trekstoot te maken komt deze stoot toch regelmatig in een partij voor.

Masseren – of spelen met bogen

In uitvoering verschillen piqués en massés nauwelijks van elkaar. Piqués worden in het algemeen zonder of met weinig effect gespeeld, massés daarentegen kunnen alleen worden uitgevoerd dankzij het geven van zijeffect. Dit maakt de rnassé als stoottechniek de meest ingewikkelde van het biljartspel. De hellingshoek van de keu, de hoeveelheid zijeffect en de dynamiek van de afstoot bepalen tezamen de gekromde looplijn die de speelbal zal gaan afleggen, waardoor carambolage mogelijk wordt.

 

 
De Amorti stoot
De amorti stoot is een techniek waarbij de speelbal zoveel mogelijk bij de 2e en 3e bal blijft liggen.
Het vertragen van de snelheid van de speelbal is het doel.
Algemeen moet men de bal op of iets onder de middellijn van de bal spelen.
 
De snijstoot
Onder een snijstoot verstaat men het dun aanspelen van bal 2 en wordt toegepast om bal 2 zo een weinig mogelijk te verplaatsen. Het principe van een snijbal is dat niet het mikpunt binnen bal 2 valt maar 25-26 mm daarbuiten (dit dus in afwijking met het theoretisch mikpunt, waarbij dit wel het geval is), omdat vooral bij het maken van een snijbal mikpunt moeilijk te vinden is maken we gebruik vaneen hulpmiddel. Dit hulpmiddel is dat men zich een denkbeeldige (ghostball) bal voorstelt direct naast bal 2 (liefst ietsje daarvoor) en maakt van het hart van deze bal het mikpunt. Men zal zien dat je stootbal mooi dun langs bal 2 loopt, dit moet natuurlijk geoefend worden om zelfvertrouwen op te bouwen in deze methode. Tevens een hulpmiddel is om als bal 1 op 10 tot 20 cm van bal 2 is gelegen, je gezicht/ogen wat meer boven de twee ballen te plaatsen, je mikpunt te bepalen en hierna weer in je gewone positie zonder je keu te verplaatsen de bal te spelen. Een van de grootste problemen van de snijstoot is de faalangst om de bal te missen, deze angst maakt dat men toch geneigd is om bal 2 wat dikker aan te spelen dan noodzakelijk, waardoor bal 3 net gemist wordt. Echter de grootste fout van de beginnende biljarter is, dat deze meestal te veel energie in bal 1 wil stoppen, omdat hij denkt dat door de snelheid en massa van bal 1 deze minder van zijn baan zal afwijken dan wanneer rustig gestoten wordt. Probeer als oefening de stootbal rustig aan te spelen waarbij met de keu goed door bal 1 wordt gestoten met een wat losse achterhand.
 
Het plaatsen
Het is vanzelfsprekend, dat niet elke stoot een verzamel/seriestoot is, vaak krijgt men een uitgangspositie die er niet toe leent om de ballen direct te verzamelen,
in dat geval moet men de bal(len) plaatsen.
 
Het Diamond systeem
Dit systeem wordt als het universele systeem voor het driebandenspel beschouwd. Het is niet ongewoon dat tijdens een partij meer dan 30% van de stootbeelden in aanmerking komen voor deze techniek.
Het is niet moeilijk om de volgende formule te onthouden: Richtpunt = Vertrekpunt - Aankomstpunt,
Het onthouden van de tellingen voor de verschillende referentiepunten: vertrek- , richt- en aankomstpunt, in de tekeningen (V, R, A), kosten wat meer tijd.
De waarden van die punten is voor elke band verschillend en niet regelmatig verdeeld.